Sinds kort doe ik vrijwilligerswerk bij de Voedselbank. Inpakken van voedselkratten. Een welkome afwisseling van mijn wekelijkse UWV-sollicitatieactiviteiten. Een klus waarbij ik mijn handjes lekker kan laten wapperen in plaats van mijn hersens te laten kraken. Ik maak me nuttig en word er blij van.
Een groot deel van de voedseldonaties aan de Voedselbank komt van supermarkten. Het gaat om allerlei producten die tegen de houdbaarheidsdatum aan zitten, maar die nog prima gegeten kunnen worden, en alles wat er verder overtollig is. Vanmorgen kon ik al wel raden dat Sinterklaassnoep ruim vertegenwoordigd zou zijn. Inderdaad. Het stikte van de pepernoten, chocoladeletters, marsepein et cetera. De distributiehal geurde heerlijk naar speculaaskruiden. Met de arbeidsvoorwaarden zat het dus wel snor vandaag. Wel zette al die zoetigheid me aan het denken.
Het is fantastisch dat de Voedselbank er is. Onnodig eten weggooien terwijl er zoveel mensen zijn die dat goed kunnen gebruiken is onverantwoord en zonde. Maar arm zijn betekent dus ook dat je niet meer kunt kiezen wat je op tafel zet; dat anderen voor je bepalen hoe (on)gezond je eet door wat er wel of niet in zo'n voedselkrat gaat. Deze week veel zoetigheid dus.
Ik ben zelf erg kritisch op wat ik eet en ga graag naar de biologische supermarkt. Nu ik het zuiniger aan moet doen, zal dat niet meer zo vaak gaan en moet ik andere keuzes maken over wat ik koop en eet. Maar ik heb in ieder geval nog de luxe om zelf die keuze te kunnen maken.