Het raam
blikt op oneindig
weerkaatst stilte
schept afstand:
zwiepende boomkruin
opwaaiend blad
vluchtende vogel.
Levend schilderij achter glas
geluidloos ondertiteld
door ruis, geritsel, gekras.
Het raam
blikt op oneindig
weerkaatst stilte
schept afstand:
zwiepende boomkruin
opwaaiend blad
vluchtende vogel.
Levend schilderij achter glas
geluidloos ondertiteld
door ruis, geritsel, gekras.
Nee zeggen. Het blijft moeilijk. Tegen de verwachtingsvolle daklozenkrantverkoper, die met gekwelde blik bij de supermarktingang de nieuwste editie staat aan te prijzen. Tegen dat verjaardagsgebakje van een collega, dat er zo kort na mijn ontbijt nog niet bij past. Tegen mijn moeder, die vraagt of ik het oerlelijke sierkussen mooi vind dat ze met zoveel zorg heeft uitgezocht.
En tegen te veel wijn.
Wat is dat toch? Altijd neem ik me voor om het bij twee glazen te laten. Het moet immers wel leuk blijven. Nou vooruit, bij echt lekkere mag ik er drie. Maat houden betekent meer genieten, niet dan? Tot zover de theorie. De praktijk? ‘Hè, wat gezellig dat ik je weer zie. Ach, morgen is morgen, je leeft maar 1 keer. Joh, dat ene extra glaasje, wat merk je daar nou van?’ Nou een hoop kan ik je vertellen. Ik ben er weer ingetrapt.
Soms gun ik ons een nieuw begin,
in een land hier ver vandaan.
Nog niet bewoond en fris van binnen,
waar wij elkaar zien staan.
Het canvas wit, nog onbeschilderd,
verwachtingsloos en vrij.
Ik kus je zacht, jij glimlach-lacht
en hoort alleen bij mij.
Jeuk aan mijn enkel. Ik krab te lang en te woest, waardoor de jeuk verandert in schrale pijn. ‘Pestmug,’ mompel ik. Ik kijk op mijn telefoon. Vijf over zeven; hij kan er elk moment zijn. Er vlamt een onrustige kriebel op in mijn buik. De avondzon brandt onverstoorbaar op mijn hoofd. Ik scan het overvolle terras. Aan het tafeltje naast me zit een stelletje. Zij praat geïrriteerd en te hard, hij klokt verveeld zijn laatste restje bier naar binnen. Hij doet me denken aan mijn echtgenoot. Ook kaal. En ongeïnteresseerd. Te lang samen, dan krijg je dat blijkbaar.
Ineens zie ik hem. In een witlinnen broek en stijlvol streepjesoverhemd, de mouwen nonchalant opgerold. Blonde krullen, sterke armen, zachte trekken. Zelfverzekerd en doelgericht steekt hij het plein over. Een deel van mij gelooft het nog steeds niet: is hij echt op weg naar mij? Mijn lijf wordt week en warm, mijn adem stokt. Hij ziet me niet meteen, waardoor ik hem rustig in me op kan nemen. Onvoorstelbaar dat er maar vier dagen nodig waren om me in deze verliefdheid te verliezen. Zo ken ik mezelf niet, beheerst als ik ben. Op mijn hoede ook, normaal gesproken. Wat weet ik nou helemaal van hem? Komt het door de zon? Vakantiezorgeloosheid? Er is geen ontkomen aan; als een magneet trekt mijn lichaamsenergie naar hem toe. Op dat moment vindt zijn blik die van mij. Een glimlach breekt zijn gezicht open en hij loopt langzaam richting mijn tafeltje. Blijzenuwachtig sta ik op, trek mijn te korte jurkje strak. Ik voel spijt dat ik mijn lippenstift niet heb bijgewerkt. Het lijkt eeuwig te duren voordat hij bij me is.
En dan staat hij voor me. De lucht knettert. Gesprekken op het terras veranderen in onbestemd achtergrondgeroezemoes. Hij pakt mijn hand en trekt me naar zich toe. ‘Hi beautiful’, zegt hij voorzichtig. Ik doe mijn ogen dicht en voel hoe zijn warme lippen me raken. Het is dat hij me vasthoudt, anders was ik door mijn benen gezakt. Het is bijna te groot. Te overweldigend. Een gevoel van diepe liefde overspoelt me, doet mijn hoofd duizelen. Zijn lippen laten los en ik heb geen idee hoe lang we zo hebben gestaan. Ik kijk hem lachend aan. ‘Hi honey’, zeg ik verlegen. We gaan zitten en hij pakt mijn hand opnieuw. Terwijl hij zachtjes mijn vingers kneedt, wuift hij naar een serveerster.
Ik zou willen dat de wereld bevroor. Dat er nooit meer iets anders is dan dit Italiaanse terras en wij. Dat de tijd stopt en alles simpel blijft. Geen morgen om over na te denken. Geen vliegtuig om te halen. Geen thuis dat op me wacht en om verantwoording vraagt. Hoe ga ik in godsnaam afscheid nemen van dit? En hoe kan ik überhaupt terug naar mijn oude leven, dat geleefd lijkt te zijn door een compleet ander persoon? Pas twee weken hier waarin het voelt alsof ik als een vlinder uit mijn cocon ben gekropen. Getransformeerd en eindelijk klaar om het luchtruim te kiezen. ‘Are you ok?’, vraagt hij. ‘You seem distracted?’ ‘I’m totally fine’, stamel ik, en druk een kus op de rug van zijn hand.
(Schrijfopdracht #313 Schrijvers Online)
Zo’n 2 keer per jaar wandelen vriend M en ik door het prachtige, Hollandse landschap. Afgelopen zondag was het weer zover. Startpunt: NS-station Abcoude, om na 14 kilometer langs de rivieren Het Gein en de Vecht in Weesp uit te komen. We waren niet de enigen. Voor het stationsgebouw had een gelegenheidsgroepje NS-wandelaars zich onwennig verzameld. De rood-witte bewegwijzeringstickers leken daardoor overbodig: volg de zonnehoedjes en de route wijst zich vanzelf. Tóch slaagden we erin om het spoor al na 1 kilometer bijster te raken...
...maar daardoor konden we wél fijn lunchen op het aanlokkelijke terras van boutiquehotel 'De Witte Dame', gevestigd in het voormalige stationsgebouw. Dé place to be voor de Abcoudekak: poloshirtjes en suède gespschoenen zover het oog reikte. De buikjes rondgegeten, verliep de rest van de wandeling vlot. Dat gold ook voor het bijpraten. Al lopend stromen verhalen als vanzelf naar buiten. Mooi is dat. Het laatste stuk eindelijk langer van het asfalt af: via de weilanden doorsteken naar Weesp. Traditioneel drinken M en ik dan altijd een welverdiend biertje bij een voor ons onbekende kroeg. Dat bleek in Weesp goed te doen: de keren dat ik dit dorp bezocht, zijn op 2 vingers te tellen.